Bij tractieliften bestaan er 2 soorten aandrijvingen, de zogenaamde ‘geared’ en ‘gearless’. Bij de ‘geared’ liftmachines wordt de lift aangedreven door een wormwieloverbrenging. Deze overbrenging verlaagt de snelheid van de motor naar de liftsnelheid. Bij oudere liften wordt dit type liftaandrijving aangestuurd in twee snelheden. Om de lift te laten stoppen wordt dan het toerental van de motor verlaagd en vervolgens uitgeschakeld. Bij moderne liften wordt er gebruik gemaakt van een frequentieregelaar. In dit artikel leest u meer over frequentieregeling bij liftinstallaties.
Het tweede type liftaandrijving is de ‘gearless’ installatie. Dit type liftmachine heeft geen wormwieloverbrenging. De gearless uitvoering komt tegenwoordig verreweg het meeste voor in gebouwen. Bij dit type aandrijving is er geen machinekamer noodzakelijk, omdat de liftmachine erg compact is; de liftmachine past gewoon in de liftschacht. Er is geen overbrenging die met olie gesmeerd moet worden, dus er is minder onderhoud nodig en het is milieuvriendelijker. Ook zijn er minder onderdelen in de liftmachine aanwezig die kunnen slijten en is een gearless liftmachine zuiniger in energieverbruik.
Dan is er ook nog de hydraulische lift. Bij dit type lift wordt de aandrijving verzorgt door oliedruk. Hierbij bedient een motor een oliepomp, die vervolgens voldoende druk opbouwt om - met behulp van het aanwezige hydraulische stuurblok en cilinder - de liftcabine omhoog te ‘duwen’. Wanneer de lift neerwaarts beweegt wordt de motor niet gebruikt, maar wordt met behulp van het stuurblok de druk in de cilinder langzaam vermindert waardoor de cabine door zijn eigen gewicht gaat dalen. De cilinder kan direct aan de cabine bevestigd zijn, maar ook door middel van staalkabels. Dit is o.a. afhankelijk van de gebruikte constructie.